Achtergrond: Horizon en EFRO complementair
De afgelopen tien jaar zijn de Europese subsidieprogramma’s Horizon en EFRO naar elkaar toegegroeid. Er is nu sprake van twee instrumenten, die naadloos op elkaar aansluiten en inhoudelijk complementair zijn.
Er bestaat vaak nog een zeer gedateerd beeld van de structuurfondsen, die zouden iets te maken hebben met fietspaden en winkelluifels en gespreksgroepen langs de grens. Dit beeld ligt ver achter ons en klopt allang niet meer. Toch heerst het nog en dus is het tijd om het beeld in overeenstemming te brengen met de werkelijkheid.
Ten eerste zijn de doelgroepen en de thema’s gelijk. Beide richten zich primair op innovatie voor het MKB, bedrijven en instellingen. Daarbij richten ze zich op de maatschappelijke uitdagingen voor de toekomst. Beide fondsen doen dat aanvullend op elkaar.
Het Horizon/kaderprogramma heeft de focus op de vroege fases van het innovatieproces, het fundamenteel onderzoek en net daar voorbij. Als Horizon stopt, pakt EFRO het op voor de volgende fases, proof of concept, om zo de ‘valley of death’ naar marktintroductie te overbruggen en daadwerkelijk ‘kennis naar kassa’ te brengen.
Tot slot zorgt EFRO ook voor de R&D faciliteiten als incubators, fieldlabs en testapparatuur die voor een bedrijf in een vroege fase voor te hoge investeringen zorgen. Met die R&D faciliteiten kunnen dan weer Horizon projecten worden gerealiseerd.
Zo vult EFRO het programma Horizon aan de voorkant (R&D facilitering) en aan de achterkant (valorisatie) aan. Beide richten zich bovendien op het MKB. Daarbij hebben de vier Nederlandse EFRO programma’s recent harde cijfers moeten presenteren van het MKB dat direct steun kreeg. Dat zijn nu al ruim 2000 unieke bedrijven. EFRO heeft zich met recht een plaats verworven in het aandrijven van de motor van de Nederlandse economie.
terug naar nieuwsbrief mei 2019